| ← Psalms (70/150) → | 
| 1. | Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken. | 
| 2. | Haast U, o God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp. | 
| 3. | Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. | 
| 4. | Laat hen terugkeren tot loon hunner beschaming, die daar zeggen: Ha, ha! | 
| 5. | Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! [ (Psalms 70:6) Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet! ] | 
| ← Psalms (70/150) → |