| ← Psalms (147/150) → |
| 1. | Looft den HEERE, want onzen God te psalmzingen is goed, dewijl Hij liefelijk is; de lof is betamelijk. |
| 2. | De HEERE bouwt Jeruzalem; Hij vergadert Israels verdrevenen. |
| 3. | Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten. |
| 4. | Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. |
| 5. | Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands is geen getal. |
| 6. | De HEERE houdt de zachtmoedigen staande; de goddelozen vernedert Hij, tot de aarde toe. |
| 7. | Zingt den HEERE bij beurte met dankzegging; psalmzingt onzen God op de harp. |
| 8. | Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras op de bergen doet uitspruiten; |
| 9. | Die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen. |
| 10. | Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards; Hij heeft geen welgevallen aan de benen des mans. |
| 11. | De HEERE heeft een welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen. |
| 12. | O Jeruzalem! roem den HEERE; o Sion! loof uw God. |
| 13. | Want Hij maakt de grendelen uwer poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u. |
| 14. | Die uw landpalen in vrede stelt; Hij verzadigt u met het vette der tarwe. |
| 15. | Hij zendt Zijn bevel op aarde; Zijn woord loopt zeer snel. |
| 16. | Hij geeft sneeuw als wol; Hij strooit den rijm als as. |
| 17. | Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude? |
| 18. | Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen. |
| 19. | Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israel Zijn inzettingen en Zijn rechten. |
| 20. | Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Hallelujah! |
| ← Psalms (147/150) → |